Het verhaal van de Jongen ('Abdoellah ibn Thaamir) en de Koning (Dhoe Noewaas)
Op gezag van Soehaib (radiallaahoe 'anhoe): Allaah's Boodschapper (salallaahoe 'alayhie wassallem) heeft gezegd:
"Onder de mensen voor jullie was er een koning, die een tovenaar had. Toen de tovenaar oud werd, zei hij tegen de koning: "Ik ben nu oud geworden, dus stuur mij een jongen die ik (de kunst van) tovenarij kan onderwijzen!" Hij (de koning) stuurde een jongen naar hem toe die hij kon gaan onderwijzen. Telkens wanneer de jongen op weg naar de tovenaar ging, kwam hij een monnik tegen waar hij bij ging zitten en naar luisterde, en hij bewonderde zijn uitspraken. Wanneer hij vervolgens aankwam bij de tovenaar, gaf deze hem een pak slaag. Dus klaagde hij hierover bij de monnik die daarop tegen hem zei: "Wanneer je de tovenaar vreest, zeg dan tegen hem: "Mijn familie heeft mij bezig gehouden!" En wanneer je jouw familie vreest, zeg dan tegen hen: "De tovenaar heeft mij bezig gehouden!" Zo ging de jongen (een tijdje) door. Totdat hij (op een dag) een geweldig groot beest op de (hoofd) weg tegenkwam, dat het onmogelijk maakte voor de mensen om langs hem heen te gaan. De jongen zei (tegen zichzelf): "Vandaag zal ik weten wie er beter is, de tovenaar of de monnik!" Hij raapte een steen op en zei: "O Allaah, als de daden en handelingen van de monnik geliefder bij U zijn dan de daden en handelingen van de tovenaar, doodt dan dit beest zodat de mensen kunnen passeren!" Hij gooide de steen en doodde het beest en de mensen konden weer (gewoon) passeren.
Toen hij bij de monnik kwam en hem berichtte over wat er voorgevallen was, zei de monnik tegen hem: "O mijn zoon! Jij bent vandaag de dag beter dan ik, en je hebt bereikt wat ik zie! Voorwaar, jij zult beproefd worden! Wanneer ze je dan eventueel beproeven, vertel hen dan niets over mij!"
De jongen genas mensen die leden aan blindheid, lepra en andere ziekten. Een blinde hoveling van de koning vernam over (de daden van) de jongeman, en zocht de jongen op met een hele hoop giften en zei tegen hem: "Als jij mij kunt genezen, zijn al deze giften voor jou." De jongen zei: "Ik kan niemand genezen! Degene Die Geneest is Allaah (alleen)! Als jij in Allaah gelooft en Hem aanroept, dan zal Hij jou genezen."
Hierop geloofde de hoveling in Allaah, waarop Allaah hem genezing gaf. Hij ging terug naar de koning en zat bij hem zoals hij dat normaal gesproken ook altijd deed. De koning zei tegen hem: "Wie heeft jou weer ziende gemaakt?" De hoveling zei: "Mijn Heer." De koning zei: "Heb jij behalve mij een andere heer?" Hij zei: "Mijn Heer en jouw Heer is Allaah!" Waarop de koning hem gevangen nam en hem zo'n verschrikkelijk foltering gaf, totdat hij verklapte waar de jongen zich bevond.
Daarop werd de jongen gehaald en voor de koning gebracht, waarna hij tegen hem zei: "O mijn zoon! Jouw (kennis van) tovenarij heeft je zover gebracht dat je de blinden en leprapatienten geneest en dit en dat uitvoert." Waarop de jongen zei: "Ik genees niemand, Degene Die Geneest is Allaah (alleen)!" Waarop de koning hem gevangen nam en hem zo'n verschrikkelijke foltering gaf totdat hij verklapte waar de monnik zich bevond. Daarop werd de monnik gehaald en voor de koning gebracht, er werd tegen hem gezegd: "Laat jouw religie los (pleeg apostasie)!" Maar hij weigerde te apostateren, waarna de koning beval om een zaag (te halen), en deze op het midden van zijn schedel te plaatsen en hij gezaagd werd totdat hij in twee stukken neerviel. Daarna werd de hoveling gehaald en voor de koning gebracht, er werd tegen hem gezegd: "Laat jouw religie los (pleeg apostasie)!" Maar hij weigerde te apostateren, waarna de koning beval om een zaag (te halen), en deze op het midden van zijn schedel te plaatsen en hij gezaagd werd totdat hij in twee stukken neerviel. Daarna werd de jongen gehaald en voor de koning gebracht, er werd tegen hem gezegd: "Laat jouw religie los (pleeg apostasie)!" Maar hij weigerde te apostateren, waarop de koning een aantal van zijn hovelingen beval om de jongen naar die en die berg te brengen en met de jongen naar de bergtop te klimmen en te kijken of hij zijn geloof verlaat, en als hij dat niet zou doen, om hem van die berg af te gooien!
De hovelingen namen de jongen mee en klommen met hem de berg op, waarop de jongen Allaah aanriep en zei: "O Allaah red mij van hen zoals U Wilt?" Waarna de berg begon te beven en de hovelingen allen vielen, en de jongen lopend terug naar de koning ging. De koning zei tegen hem: "Wat hebben jouw metgezellen gedaan?" De jongen zei: "Allaah heeft me van hen gered!" Waarop de koning een aantal van zijn hovelingen beval om de jongen mee te nemen en hem in een kleine boot midden op zee te brengen en te kijken of hij zijn geloof zou verlaten, en als hij dat niet zou doen, om hem dan in de diepte te werpen!" De hovelingen namen de jongen mee naar de zee, (en toen ze op de afgesproken plek aankwamen) toen riep hij Allaah aan en zei: "O Allaah, red mij van hen zoals U Wilt?" Waarop de boot omsloeg en alle hovelingen verdronken. Vervolgens kwam hij lopend terug bij de koning. De koning zei tegen hem: "Wat hebben jouw metgezellen gedaan?" De jongen zei: "Allaah heeft me van hen gered.", en hij zei verder tegen de koning: "Jij kan mij toch nooit doden totdat je mij gehoorzaamt in wat ik beveel!" De koning zei: "En dat is?" De jongen zei: "Verzamel alle mensen op een open veld en kruisig mij dan op de stam (van een boom), neem daarna een pijl uit mijn pijlenkoker, span de pijl in de boog en zeg: "In de Naam van Allaah de Heer van deze jongen, en schiet dan." De pijl raakte de slaap van het hoofd van de jongen, waarop hij zijn hand over zijn slaap op de plek van de pijl heen deed en stierf. Daarop zeiden de mensen: "Wij geloven in de Heer van de jongen! Wij geloven in de Heer van de jongen! Wij geloven in de Heer van de jongen!"
Er kwamen een aantal (hovelingen) naar de koning en zij zeiden tegen hem: "Is dat niet hetgene waar je bang voor was? Bij Allaah! Hetgene waar je bang voor was is je overkomen, de mensen zijn (in Allaah) gaan geloven." Hierop beval de koning om diepe kuilen bij de ingangen van de wegen te graven, en het werd uitgevoerd. Daarna werd er in die kuilen vuur ontstoken en de koning beval dat een ieder die geen apostasie (van zijn religie) pleegt, in de brandende kuilen gegooid moest worden, en zo werd het uitgevoerd. Totdat er een vrouw met haar baby aan de beurt was en terugdeinsde om in het vuur te springen, waarop haar baby tegen haar zei (sprak): "O moeder! Wees geduldig, want voorwaar, u bent op de Waarheid." (Waarop zij haarzelf samen met haar kind in de kuil wierp om met de martelaren in het Paradijs te zijn)."
[Sahieh Moslim Arab.Versie Hadieth Nr. 7511 Eng.Versie Hadieth Nr. 7148. Overgeleverd door al-Boechaarie nr. 5778 en Moslim nr. 109, in het Boek van Iemaan.]
---
Genomen van: Interpretatie van de Betekenissen van de Qoraan - deel 30