Vraag:
Wat is de regelgeving betreffende het kussen van mensen op de wang, afgezien van de echtgenoot en de echtgenote? Dit fenomeen is wijdverspreid onder de meisjes op school, in zo’n mate, dat twee vriendinnen elkaar iedere ochtend zullen kussen. Ik zou graag de Islamitische regelgeving willen weten, met bewijs, en de regelgeving over dit vreemde fenomeen in het bijzonder.
Antwoord:
Alle lofprijzingen komen Allaah toe.
Dat wat is voorgeschreven wanneer mensen mekaar ontmoeten, is het zeggen van de salaam en het schudden van elkaars hand. Als iemand van een reis komt, dan is het voorgeschreven om hem te omhelzen. Wat betreft het kussen bij iedere ontmoeting, dit maakt geen deel uit van de Sunnah van het begroeten, en er is zelfs overgeleverd dat dit niet is toegestaan. At-Tirmidhi heeft overgeleverd (2728) dat Anas ibn Maalik (moge Allaah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: Een man zei: O Boodschapper van Allaah, als een van ons zijn broeder of zijn vriend ontmoet, zou hij voor hem moeten buigen? Hij zei: Nee. Hij zei: Zou hij hem moeten omhelzen en kussen? Hij zei: Nee. Hij zij: Zou hij zijn hand moeten nemen en zijn hand schudden? Hij zei: Ja. Deze hadeeth werd geclassificeerd als hasan door al-Albaani in Saheeh Sunan al-Tirmidhi.
Ja, het kussen is bij sommige gelegenheden voorgeschreven, wanneer iemand terugkomt van een reis of iets dergelijks. Zie vraag nr. 34497.
Maar wat het iedere ochtend uitwisselen van kussen betreft, is er geen twijfel dat dit niet voorgeschreven is, en is het een vreemd fenomeen dat vreemd is voor moslimgemeenschappen. Het gevaar bestaat, dat het als middel wordt gebruikt door degenen in wiens hart een ziekte is, om in (een) haraam fysieke genoegen te vervallen binnen het raamwerk van een ander fenomeen dat bewondering wordt genoemd, wat ongetwijfeld een haraam soort van liefde is.
An-Nawawi (moge Allaah hem genadig zijn) heeft gezegd:
Wat betreft het omhelzen en het kussen van het gezicht van iemand anders dan een persoon die terug is gekomen van een reis, etc. – behalve een kind – dit is makrooh, zoals duidelijk werd verklaard door al-Baghawi en anderen… Wat een knappe en baardloze jongeman betreft, is het haraam om hem te kussen onder welke omstandigheden dan ook, of hij nou is teruggekeerd van een reis of niet. Het schijnt dat het omhelzen van hem verwant is aan het kussen van hem, of degene die kust of degene die wordt gekust nou rechtschapen zijn of andersom. Einde citaat van al-Majmoo’, 4/477
Aan het comite van geleerden die fatwa's uitvaardigen werd gevraagd: Er is een fenomeen, dat jonge mannen mekaar iedere keer, iedere dag, op de wangen kussen wanneer ze mekaar ontmoeten. Dit fenomeen heeft zich ook onder oude mannen verspreid, in de moskeeën en in de klaslokalen. Is dit tegengesteld aan de Sunnah of is er niets mis mee? Is dit bid’ah of een zonde of is het toegestaan?
Zij antwoordden:
Dat wat is voorgeschreven wanneer mensen mekaar ontmoeten, is het zeggen van de salaam en het schudden van elkaars hand. Wanneer de ontmoeting na een reis plaatsvindt, dan is het voorgeschreven om de ander ook te omhelzen, omdat er wordt overgeleverd dat Anas (moge Allaah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: Wanneer de metgezellen van de Profeet (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem) mekaar ontmoetten, dan schudden ze elkaars hand, en als zij van een reis waren gekomen, dan omhelsden zij mekaar. Wat het kussen van de wangen betreft, kennen we geen enkele Sunnah die dat aangeeft. Einde citaat.
Fataawa al-Lajnah al-Daa’imah, 24/128
Shaykh al-Albaani (moge Allaah hem genadig zijn) zei in Silsilat al-Ahaadeeth al-Saheehah (1/74, hadeeth no. 160): Dit is de hadeeth van al-Tirmidhi die we vermeldden aan het begin van ons antwoord:
In feite verklaart de hadeeth duidelijk, dat het kussen bij het ontmoeten niet is voorgeschreven binnen de Islaam. Dit omvat niet het kussen van je kinderen of vrouw, dat is duidelijk.
Betreffende de ahadeeth welke verklaren dat de Profeet (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem) enkele van zijn metgezellen kuste bij verschillende gelegenheden – zoals toen hij Zayd ibn Haarithah kuste en omhelsde toen hij naar Madeenah kwam, en toen hij Abu’l-Haytham ibn al-Tayhaan omhelsde, etc. – kunnen de volgende punten worden opgemerkt als antwoord daarop:
1 – Dit zijn ondeugdelijke (zwakke) ahaadeeth welke niet als bewijs kunnen worden genomen.
2 – Zelfs wanneer enkele van deze saheeh zouden zijn, dan is het niet toegestaan om die tegen deze saheeh hadeeth te gebruiken omdat het een daad is aan de kant van de Profeet (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem) welke geïnterpreteerd kan worden als van toepassing zijnde op een specifieke situatie, of er zou een specifieke reden voor kunnen zijn wat het gebruiken van deze hadeeth als bewijs ongeschikt maakt, in tegenstelling tot deze hadeeth, welke een verbale hadeeth is die in algemene termen is gericht aan de gehele ummah, dus is het een sterk bewijs wat niet verworpen kan worden. Het is vastgesteld op het gebied van usool, dat woorden vóór daden gaan in het geval van een conflict, en dat de hadeeth welke een verbod aangeeft vóór gaat op een andere welke (een) toestemming aangeeft. Deze hadeeth is verbaal en geeft een verbod aan, dus het gaat vóór op de andere vermelde ahaadeeth, zelfs als deze saheeh zijn.
Ook betreffende knuffelen en omhelzen zeggen we dat het niet voorgeschreven is, omdat de hadeeth het verbied, maar Anas (moge Allaah tevreden met hem zijn) heeft gezegd: Wanneer de metgezellen van de Profeet (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem) mekaar ontmoetten, dan schudden ze elkaars hand, en als zij van een reis waren gekomen, dan omhelsden zij mekaar. Overgeleverd door at-Tabaraani in al-Awsat, en zijn mannen zijn de mannen van saheeh, zoals verklaard door al-Mundhiri (3/270), en al-Bayhaqi, 8/36.
Al-Bayhaqi (7/100) leverde over met een saheeh isnaad van al-Sha’bi dat wanneer de metgezellen van Muhammad (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem) mekaar ontmoetten, zij elkaars hand schudden, en wanneer zij van een reis kwamen, dan omhelsden zij mekaar.
Al-Bukhaari heeft overgeleverd in Al-Adab al-Mufrad (970), en Ahmad heeft overgeleverd (3/495) dat Jaabir ibn ‘Abd-Allaah zei: Ik hoorde dat een man een hadeeth kende en het van de Boodschapper van Allaah (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem) had gehoord. Ik kocht een kameel, laadde mijn bagage erop, en reisde een maand lang totdat ik in Syrië aankwam, waar ik ‘Abd-Allaah ibn Unays aantrof. Ik zei tegen de deurwachter: Vertel hem: Jaabir is aan de deur. Hij zei: Ibn ‘Abd-Allaah? Ik zei: Ja. Hij kwam naar buiten, zijn kledingstuk aantrekkend, en omhelsde mij en ik omhelsde hem…. Zijn isnaad is hasan zoals verklaard door al-Haafiz, 1/195. al-Bukhaari heeft het overgeleverd onder de mu’aalaq overleveringen.
Dus het kan gezegd worden, dat omhelzen in het geval van een reis buiten dit verbod staat, omdat de Sahaabah dat deden. Einde citaat.
za okt 25, 2008 10:56 pm