Het Opzetten van Liefdadigheidsmarkten
Vraag: Wij zijn een groepje studentes en wij willen een liefdadigheidsmarkt opzetten. De omschrijving is dat eenieder een soort van eten klaarmaakt, waarna het verkocht wordt aan de studentes en de opbrengst ervan wordt besteed aan de behoeftigen. Vanwege het gebrek aan het rechtstreeks doneren van geld, (om)dat sommige studentes niet de mogelijkheid hebben om geld te doneren, maar wel eten kunnen klaarmaken, wat verkocht kan worden. Wat is de regelgeving omtrent deze handeling?
Antwoord: Er werd al eerder een vraag hierover gesteld en ik antwoord erop met dat dit niet gepast is. Degene die het goede wilt verrichten, de deur van het goede staat open, hij kan aalmoezen (sadaqah) geven zonder deze manier. Degene die niet kan, hij is niet belast. Dus als het zo is zoals de vraagsteller vermeldt heeft, dat zij geen aalmoezen kan geven, dan is zij niet belast ermee.
لِيُنْفِقْ ذُو سَعَةٍ مِنْ سَعَتِهِ ۖ وَمَنْ قُدِرَ عَلَيْهِ رِزْقُهُ فَلْيُنْفِقْ مِمَّا آتَاهُ اللَّهُ ۚ لَا يُكَلِّفُ اللَّهُ نَفْسًا إِلَّا مَا آتَاهَا ۚ سَيَجْعَلُ اللَّهُ بَعْدَ عُسْرٍ يُسْرًا
Laat de welvarende besteden volgens zijn welvaart; en degene wiens voorzieningen beperkt zijn, laat hem besteden van wat Allaah hem heeft gegeven. Allaah belast geen ziel dan wat Hij haar heeft gegeven. Allaah zal na moeilijkheden gemak schenken. [Soerah at-Talaaq (65): 7]
En dit eten die zij klaarmaakt en uitgeeft, (het is beter) als zij het uitgeeft zonder het klaar te maken, met tarwe of rijst. Zij geeft het aan de behoeftigen, waarna zij het klaarmaken en ervan profiteren.
Wat betreft de kwestie van deze markten en deze bijeenkomsten voor de vrouwen en deze overdrijvingen in deze handeling, dit zijn allemaal (onnodige) lasten, waarvoor Allaah geen autoriteit heeft nedergezonden.
En hierin zit ook een moeilijkheid voor het doen van het goede. Degene die wil, geeft. De deur van het goede is gemakkelijk. Hij doneert, geeft rechtstreeks aan de behoeftigen.
Shaych Saalih bin Fauwzaan al-Fauwzaan
Bron: Al-Ijaabaat al-Moehimmah fie al-Mashaakil al-Moelimmah Deel 2 Blz. 240 – 241