Advies aan de beginnende studenten
Geschreven door Shaych Saalih Al-Fauwzaan.
Shaych Saalih Al-Fauwzaan zegt:
“Mijn advies aan de beginnende studenten van kennis is dat zij kennis opdoen bij de betrouwbare geleerden die bekend staan om hun goede geloofsovertuiging, kennis en advisering[1]. En de beginnende student van de kennis dient te beginnen met de kleine boekjes in de wetenschappen en ze uit het hoofd te leren. En zij dienen de uitleg ervan beetje bij beetje te vergaren bij hun geleerden. En dit geldt in het specifiek voor de onderwijskundige curricula in de wetensschappelijke instituten, en de Sharia-faculteiten. Die beschikken immers over veel goeds wat betreft de stap voor stap opgezette, onderwijskundige curricula, welke aangepast zijn aan het niveau van de studenten van kennis. Als het echter voor de student van kennis niet mogelijk is om toe te treden tot dergelijke, programma gerichte scholen, dan is het aan hem om steeds aanwezig te zijn bij de geleerden in de moskeeën, of die lessen dan gaan over Fiqh (jurisprudentie), Nahw (grammatica) of 'Aqiedah e.d.
Echter wat sommigen van de jeugd vandaag de dag doen, en dat is dat zij beginnen met de lange boekwerken of dat een van hen boeken aanschaft, en die thuis doorleest en doorbladert. Dit zal van geen profijt zijn, en dit wordt ook niet beschouwd als het vergaren naar kennis. Sterker nog, dit is bedrog. En dit heeft sommige mensen ertoe gebracht om uitspraken te doen met betrekking tot de kennis, en fataawah te geven zonder kennis en dingen te zeggen over Allaah zonder kennis. Hij heeft zijn kennis en handelen immers niet gefundeerd op een stevige grondvesting. Het is daarom noodzakelijk om bij de geleerden te gaan zitten, in de studiekringen. En het is ook noodzakelijk om geduld te hebben en dingen te kunnen verdragen. En zoals Ash-Shaafi'ie (rahiemahoellaah) gezegd heeft:
“En degene die de kennis niet voor één uur heeft geproefd, zal zijn hele leven uit de beker van onwetendheid drinken.”
Bron: Al-Adjwiebah Al-Mofiedah, blz 82-85.
--------------------------------------------------------------------------------
[1] Djamaal Al-Haarithie (de uitlegger van Al-Adjwiebah Al-Mofiedah) zegt: “En hier dienen we het juiste begrip te geven over wie de toeschrijving verdient van de term 'aalim' (geleerde). En dit belang is hier op zijn plaats. Immers, door het onbegrip van velen, zijn de rangen van de geleerden open komen te staan voor personen die dat niet zijn. Hierdoor is een wetenschappelijke chaos ontstaan, wat vandaag de dag haar consequenties laat zien. Op deze manier zijn vele mensen, de gewone mensen en de studenten van kennis in het specifiek, gaan denken dat iedereen die een boek schrijft of een voetnoot plaatst of een preek houdt, of een lezing geeft, een 'aalim' (geleerde) is.
En degenen die het verdienen om toegeschreven te worden met de term 'aalim' in deze tijd, zijn gering, en nog minder dan gering, sterker nog, uiterst gering. En dat is omdat de geleerde eigenschappen bezit, die niet aangetroffen worden bij velen die zich toeschrijven tot de kennis vandaag de dag. En de geleerde is niet degene die de redekundigheid beheerst in zijn preek of lezing of iets dergelijks. En de geleerde is niet degene die een boek heeft geschreven of taqhieq (authenticatie) heeft gemaakt van een schrijfwerk, een voetnotering heeft geplaatst en daarvan de takhriedj (bronvermelding) van het werk heeft gedaan. En als een geleerde met deze zaken wordt afgemeten, dan wordt die persoon jammer genoeg gezien als de crème de la crème volgens velen van de jeugd en de gewone mensen.
Al-Haafidh Ibn Radjab Al-Hanbali (rahiemahoellaah) zegt hierover: “En we zijn beproefd geraakt door een groep onwetende mensen, die over sommigen van de laatkomers denken, die mooie preken kunnen houden, dat die over meer kennis beschikken dan hun voorgangers. Er zijn er dan die denken over een persoon dat die over meer kennis beschikt dan al zijn voorgangers van de Sahabah (metgezellen) en degenen die hen volgden, door zijn uitgebreide verduidelijkingen en lange praten.” En hij zegt ook: “Velen van de laatkomers zijn hiermee beproefd, en zij denken dan dat de persoon die veel kan praten en goed kan redetwisten, en discussies kan voeren over zaken van de religie, dat hij over meer kennis beschikt dan iemand die dat niet doet.”
Ik (Djamaal Al-Haarithie) zeg: “Dit was in de tijd van Ibn Rajab (rahiemahoellaah). Hoe zou het dan zijn als hij in onze tijd degenen tegenkwam die zich voordoen als geleerden, die cassettebandjes en boeken vullen met hun gepraat en de mensen bedrogen worden door de veelheid van cassettebandjes die zij elke week uitbrengen en boeken die zij elke maand uitbrengen? En de mensen denken dan, dat zij geleerden zijn?”
En Ibn Rajab (rahiemahoellaah) zegt: “En het moet beseft worden dat niet iedereen die een lange toespraak kan houden en kan praten over de kennis, dat die persoon dan over meer kennis beschikt dan iemand die niet zo is.” Einde citaat. Uit het boek ‘Bayaan 'Ilm as-Selef 'allaa 'Ilm al-Khelef’ blz. 38-40.
En waarmee een persoon kan worden onderscheiden, die het verdiend om beschreven te worden als geleerde in onze tijd, zijn de ouderen. En dat hij zijn kennis genomen heeft van de ouderen is een voorwaarde om kennis genomen te hebben. En dit geldt voor onze tijd in het specifiek. Immers, de oudere is overvloediger in kennis, meer volwassen in verstand en verder weg om overmand te worden door lusten en begeerten e.d. En hierover zegt Ibn Mas'oed (radiallaahoe ta'alla 'anhoe): “De mensen zullen altijd op het goede zitten, zolang zij hun kennis nemen van hun ouderen, hun betrouwbaren en geleerden. En als zij hun kennis nemen van hun jongeren en hun slechten zullen ze vernietigd worden.” En Al-Khattieb Al-Baghdaadie (rahiemahoellaah) heeft overgeleverd met zijn ketting van overleveraars in zijn boek ‘Moekhattassar Nasieha Ahl al-'Ilm’ van Ibn Qoetaybah (rahiemahoellaah) dat hij gevraagd werd naar de betekenis van deze athar (overlevering) en dat hij daarop gezegd heeft: “Hij bedoelt daarmee; de mensen zullen altijd op het goede zijn wanneer hun geleerden de ouderen zijn, en hun geleerden dus niet de nieuwelingen zijn.” En hij legde deze tafsier als volgt uit, door te zeggen: “De oudere, heeft immers niet meer te maken met een jeugdig genot of het onstuimig handelen, of de haastigheid of dwaasheid van het jong zijn. En hij heeft dan ervaring verkregen en inzicht. En om die reden zal zijn kennis niet beïnvloed raken door twijfel. Lusten en begeerten zullen hem niet overweldigen en hij zal ook niet neigen naar gretigheid, en de Shaytaan zal niet in staat zijn om hem te doen afdwalen, zoals hij de nieuweling wel kan laten afdwalen. En aan ouderdom zijn waardigheid, respect en deugdelijkheid verbonden. En een nieuweling kan beïnvloed raken door deze zaken, waarvan de oudere beschermd is. En als hij door deze zaken beïnvloed raakt en beproefd raakt, zal hij vernietigd zijn en anderen doen vernietigen.” Einde citaat.
En in het boek ‘Moekhtassar Nasiehah Ahloel-Hadieth’ van Al-Khattieb Al-Baghdaadie (blz.93) staat: “En overgeleverd door 'Oeqd bin 'Abd Al-Barr in zijn boek: ‘Djaamie' Bayyaan al-'Ilm wa Fadhlihi’ in het hoofdstuk met als titel: 'Wie verdient het om in werkelijkheid toegeschreven te worden met faqieh (jurist) of geleerde, zonder figuurlijke betekenis? En voor wie is het toegestaan om fataawah te doen bij de geleerden?’ De zoeker van kennis en waarheid kan hiernaar terugkeren, het is immers belangrijk. En Allaah weet het beste.'