Een algemene omschrijving van het uiterlijk van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem)
Hoebaysh ibn Khaalid, de broer van Oemm Ma'bad, (moge Allah tevreden met hen zijn) zei:
'Toen de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) uit Mekka werd verdreven en naar Medina emigreerde samen met Aboe Bakr (moge Allah tevreden met hem zijn), 'Aamir ibn Foehayrah, de vrijgelaten slaaf van Aboe Bakr, en 'Abdoellah ibn Oerayqit, hun gids van de stam Layth, kwamen zij langs de twee tenten van Oemm Ma'bad al-Khoezaa'iyyah. Oemm Ma'bad was een rechtschapen vrouw die gewoonlijk voor haar tent zat en de mensen die langskwamen te eten en te drinken gaf. Zij vroegen haar om vlees en dadels, zodat zij deze van haar konden kopen, maar zij troffen niets daarvan bij haar aan. Hun proviand was opgeraakt en zij waren hongerig en dorstig.
Toen keek de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) naar een schaap in de hoek van de tent en zei: 'Hoe zit het met dit schaap, o Oemm Ma'bad?' Zij antwoordde: 'Dit schaap is achtergebleven op de rest van de schapen (in het grazen) vanwege haar magerheid en zwakheid.' De Profeet (vrede zij met hem) vroeg: 'Geeft zij melk?' Zij antwoordde: 'Zij is te zwak daarvoor.' De Profeet (vrede zij met hem) vroeg: 'Geef je mij toestemming om haar te melken?' Zij antwoordde: 'Moge mijn vader en moeder voor jou opgeofferd worden! Als je denkt dat zij melk zal geven, melk haar dan.' Daarop liet de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) het schaap brengen en streek met zijn hand over de uier. Hij noemde de Naam van Allah (Verheven is Hij) en verrichtte een smeekbede over het schaap. Het schaap spreidde haar poten en plotseling begon er melk in haar uier te stromen en zij begon te herkauwen. Toen vroeg de Profeet (vrede zij met hem) om een kom die groot genoeg is om de dorst van tien personen te lessen, waarna hij hierin begon te melken totdat deze gevuld was. Hij gaf te drinken aan Oemm Ma'bad totdat zij genoeg had en vervolgens gaf hij te drinken aan zijn metgezellen totdat zij genoeg hadden. Daarna dronk de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) als laatste. Vervolgens dronken zij opnieuw totdat zij helemaal vol zaten. Daarna melkte de Profeet (vrede zij met hem) het schaap nogmaals totdat hij de kom vulde en hij liet deze achter bij Oemm Ma'bad. Toen nam hij haar eed aan en vervolgens verlieten zij haar.
Het duurde niet lang voordat haar man, Aboe Ma'bad, aankwam met zijn magere geiten, waarvan de nekken wiegelden uit zwakte. Toen Aboe Ma'bad de melk zag, was hij verbaasd en vroeg: 'Hoe kom jij aan deze melk, o Oemm Ma'bad, terwijl de schapen ver weg aan het grazen zijn en er geen schaap in het huis is dat melk geeft?' Zij antwoordde: 'Bij Allah, een gezegende man is langs ons gekomen,' en zij vertelde hem wat er gebeurd was. Aboe Ma'bad zei: 'Beschrijf hem voor mij, o Oemm Ma'bad.'
Zij zei: 'Ik zag een man die grote schoonheid bezat en een stralend gezicht en een mooi uiterlijk had. Hij was niet ontsierd door magerheid, noch was hij mismaakt door een klein hoofd. Hij was bijzonder aantrekkelijk. Zijn pupillen waren pikzwart en zijn wimpers waren lang en gebogen. Zijn stem was scherp en lichtelijk hees. Hij had een lange nek en een volle, maar niet al te lange baard. Zijn wenkbrauwen waren lang, dun en doorlopend. Wanneer hij zweeg, straalde hij waardigheid uit en wanneer hij sprak, werd hij omvat door heerlijkheid. De schoonste en prachtigste mens van veraf, de meest bekoorlijke en bevallige mens van dichtbij. Zijn woorden waren zoet en beslissend. Hij sprak niet te weinig en niet teveel. Zijn woorden waren als parels die van een koord rolden. Hij was van gemiddelde lengte: hij was niet te lang, noch was hij te kort waardoor men op hem neer zou kijken. Hij was als een twijg tussen zijn twee metgezellen. De meest glansrijke en achtenswaardige van de drie. Zijn metgezellen omringden hem: wanneer hij sprak, luisterden zij naar hem en wanneer hij beval, haastten zij zich naar zijn bevel. Hij werd geëerd en gevolgd. Hij was geen geprikkelde man, noch was hij iemand die onzinnigheid sprak.'
Aboe Ma'bad zei: 'Bij Allah, dit is de man van Qoeraysh over wie wij bericht werden. Waarlijk, ik had mij voorgenomen om hem te vergezellen en dat zal ik zeker doen als ik daartoe in staat ben.'
(Zaad al-Ma'aad (3/57) van Ibn al-Qayyim. 'Abdoel-Qaadir en Shoe'ayb al-Arna-oet zeiden: 'Een goede overlevering.')
Al-Hasan ibn 'Alie ibn Abie Taalib (moge Allah tevreden zijn met hem en zijn vader) zei:
'Ik vroeg mijn oom, Hind ibn Abie Haalah at-Tamiemie, naar de eigenschappen van de Profeet (vrede zij met hem), aangezien hij hem goed kon beschrijven. Ik verlangde dat hij mij iets daarvan zou vertellen, opdat ik daaraan zou vasthouden.
Hij zei: 'De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) was groots en geëerd. Zijn gezicht straalde zoals de volle maan tijdens een heldere nacht. Hij was langer dan de gemiddelde persoon en korter dan een slungel. Hij had een groot hoofd en golvend haar. Hij scheidde zijn haar niet, tenzij dit uit zichzelf gebeurde. Wanneer zijn haar niet gescheiden was, kwam dit niet verder dan zijn oorlellen. Hij had een witte, lichtende huid. Hij had brede slapen en dunne, lange wenkbrauwen die naar elkaar reikten, maar elkaar net niet raakten. Tussen zijn wenkbrauwen was er een ader die klopte wanneer hij boos was. Hij had een dunne, aan het eind omhoog gebogen neus die in het licht omvangen werd. Wie hem niet goed bestudeerde, zou denken dat hij een wipneus had. Hij had een volle, maar niet al te lange baard en geen volle wangen. Hij had een wijde mond en zijn tanden waren smal en van elkaar verwijderd.
Van zijn borst tot aan zijn navel was hij licht behaard. Zijn nek was als van een portret en blonk als zilver. Zijn lichaamsdelen waren in harmonie met elkaar. Hij had een stevig lichaam, maar was niet zwaarlijvig. Zijn buik en borst liepen in een rechte lijn. Hij had een brede borst en zijn schouders waren ver uit elkaar. Hij had grote gewrichten en zijn lichaam was lichtgekleurd. Haren liepen in een dunne lijn van zijn bovenborst tot aan zijn navel, daarbuiten waren zijn borst en buik onbehaard. Hij had behaarde onderarmen, schouders en bovenborst. Hij had lange handbenen, grote handen en gladde ledematen. Hij had dikke, maar gladde vingers en tenen en diepe voetholten. De bovenkant van zijn voeten was glad; als er water over werd gegoten, vloeide het snel van zijn voeten. Wanneer hij liep, tilde hij zijn voeten hoog van de grond. Hij liep voorovergebogen, op een nederige wijze, en nam grote stappen. Wanneer hij liep, was het alsof hij van een helling neerdaalde. Wanneer hij wilde omkijken, draaide hij met zijn hele lichaam om. Zijn blik was vaak neergeslagen en hij keek meer naar de grond dan naar de hemel. Meestal keek hij vanuit zijn ooghoeken. Hij liet zijn Metgezellen voor zich lopen en liep zelf achter hen. Wanneer hij iemand tegenkwam, was hij de eerste die groette.'
Ik zei: 'Beschrijf zijn manier van spreken voor mij.' Daarop zei hij: 'De Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) was doorgaans bedroefd en altijd in gedachten verzonken. Hij kende geen rust. Hij zweeg lange pozen en sprak enkel wanneer dit nodig was. Hij begon en eindigde zijn woorden vanuit zijn mondhoeken. Hij sprak met weinig woorden die vele betekenissen bevatten; duidelijke en beslissende woorden die buitensporig noch nalatig waren. Hij was vriendelijk, niet hardvochtig en vernederde niemand. Hij minachtte geen enkele gunst, hoe klein deze ook was. Maar hij prees geen voedsel, noch bekritiseerde hij dit. Hij werd nooit boos omwille van deze wereld, noch omwille van iets wat hiermee te maken heeft. Maar wanneer de waarheid werd aangetast, herkende niemand hem en niets kon zijn woede bedwingen, totdat hij de waarheid had gevestigd. Hij werd nooit boos omwille van zichzelf, noch zocht hij ooit vergelding voor zichzelf. Wanneer hij wees, wees hij met zijn hele hand en wanneer hij verbaasd was, draaide hij deze om. Wanneer hij sprak, gebaarde hij met zijn hand en sloeg met zijn rechterhandpalm tegen de binnenkant van zijn linkerduim. Wanneer hij boos werd, draaide hij zich volledig om en wanneer hij verheugd was, sloeg hij zijn blik neer. Zijn lachen was meestal niet meer dan een glimlach, waarbij hij zijn tanden ontblootte die als hagel uit de wolken waren.'
(Manaal at-Taalib (blz. 197-217) van Ibn al-Athier. Ibn 'Abdil-Barr bevestigde deze overlevering in al-Istie'aab fie Ma'rifat al-Ashaab (2661) en Ibn Hadjar in Fath al-Baarie (6/569).)
Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden met hem zijn) zei:
'Ik heb niets mooiers gezien dan de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem). Het was alsof de zon op zijn voorhoofd circuleerde. Noch heb ik iemand gezien die sneller liep dan de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem). Het was alsof de grond voor hem werd opgerold. Voorwaar, wij moesten ons inspannen om hem bij te houden, terwijl hij geen enkele moeite deed.'
(Moesnad Ahmed (8588, 8923). Ahmed Shaakir zei: 'Zijn keten is authentiek.' Shoe'ayb al-Arna-oet zei: 'Zijn keten is goed.')
Djaabir ibn Samoerah (moge Allah tevreden zijn met hem en zijn vader) zei:
'In een nacht waarin de maan helder scheen, zag ik de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) die een rood gewaad droeg. Ik begon naar hem te kijken en naar de maan en waarlijk, voor mij was hij mooier dan de maan.'
(Moekhtasar ash-Shamaa-il (8) van al-Albaanie)
Aboe 'Oebaydah ibn Mohammed ibn 'Ammaar ibn Yaasir zei:
'Ik zei tegen ar-Rabie' bint Moe'awwidh: 'Beschrijf de Boodschapper van Allah (vrede zij met hem) voor mij.' Zij antwoordde: 'O mijn zoon, als je hem zou zien, dan zou je de rijzende zon zien.'
(Al-Haythamie zei in Madjma' az-Zawaa-id (8/280): 'Overgeleverd door at-Tabaraanie in al-Kabier en al-Awsat en zijn overleveraars zijn betrouwbaar verklaard.')
-------------------------------------
Vertaald vanuit het Arabisch
Bronnen: Moesnad Ahmed
Moekhtasar ash-Shamaa-il al-Mohammediyyah van al-Albaanie
Fath al-Baarie van Ibn Hadjar
Zaad al-Ma'aad van Ibn al-Qayyim
Al-Istie'aab fie Ma'rifat al-Ashaab van Ibn 'Abdil-Barr
Madjma' az-Zawaa-id van al-Haythamie
Mawsoe'at Nadrat an-Na'iem fie Makaarim Akhlaaq ar-Rasoel al-Kariem van Saalih ibn Hoemayd
Soennah.com - Home